Dit hoofdstuk behandelt de theoretische perspectieven die in dit onderzoek centraal staan. In paragraaf 3.1 wordt de theoretische achtergrond geschetst. In paragraaf 3.2 wordt ingegaan op het perspectief van de institutioneel-economische benadering. De context van onderhavig onderzoek kent een hoge mate van institutionalisering: de sterk gereguleerde woningmarkt enerzijds en de stringente wet- en regelgeving voor woningcorporaties als maatschappelijke onderneming anderzijds. Als gevolg van deze institutionalisering zijn met name woningcorporaties en de overheid belangrijke actoren die in de huidige situatie veel invloed hebben op de woningmarkt en de stedelijke vernieuwing. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op het andere perspectief dat centraal staat in dit onderzoek: de benadering van de zogenoemde ‘common-pool resources’, ofwel publiek goed. Vanuit de bijzondere rol van woningcorporaties als maatschappelijke onderneming pakken zij het probleem op van kwetsbare wijken in bestaand stedelijk gebied, waarin voorheen publiek werd ingegrepen. In het gedachtengoed van Ostrom (1990) kan het maatschappelijke probleem van de leefbaarheid in stedelijke vernieuwingswijken beschouwd worden als een ‘urban commons’ probleem, waarvoor een interventie gewenst is. Vanuit deze theoretische perspectieven is gekozen voor het zogenoemde Institutional Analysis and Development (IAD) framework van Elinor Ostrom als denkkader voor dit onderzoek, op basis waarvan de analyse van de onderzoeksresultaten plaatsvindt. In paragraaf 3.4 wordt het IAD framework nader toegelicht. Tot slot wordt in paragraaf 3.5 een korte samenvatting van het theoretische kader gegeven.
CITATION STYLE
Plasschaert, N. (2019). Theoretisch kader. Architecture and the Built Environment. https://doi.org/10.59490/abe.19.14.4118
Mendeley helps you to discover research relevant for your work.